1. ‘Ik moet mijn koffer nog inpakken. Ga ik vanavond doen.’
2. ‘Damn. Ik had dat inpakken toch gisteravond moeten doen. Nu heb ik nog maar tien minuten voor we moeten uitchecken en die vier paar schoenen van de Premium Outlets passen er echt niet meer bij.’
3. ‘Dat was het. Dag hotel. Het is vast niet de laatste keer, maar het duurt wel lang voor ik hier weer kom…’
4. ‘Kunnen we voor we naar het vliegveld gaan nog even langs de Walmart? Ik moet nog even honderd producten inslaan voor thuis, ook al past er eigenlijk niets meer in m’n koffer.’
5. ‘Moesten we die auto niet met een volle tank inleveren? Ik zie de hele vakantie lang alléén maar tankstations, maar als je er een nodig hebt…’
6. ”Was dit het? Is er niemand die de auto verder inspecteert of zo? Nou, dan gaan we maar. Heb ik alles meegenomen?’
7. ‘Even kijken. Amsterdam. Oh, daar staat een rij met een aantal chagrijnig kijkende Nederlanders. Dat zal mijn vlucht dan wel zijn.’
8. ‘Oeh, ze hebben op deze vertrekgate gewoon een Longhorn Steakhouse. Misschien kunnen we nog even iets drinken voor we het weer een jaar moeten doen met Brasserie De Krokodil waar ze niet aan refills doen.’
9. ‘Oké, nu zit het er echt op. We gaan de lucht in. Oh ja, we moeten nog negen uur vliegen.’
10. ‘Jesus, wat is dit nou weer. Ik wist dat het in Amerika kouder was, maar dit vraagt om een winterjas…’
