Dit zijn de vijf kleinste nationale parken van het land, maar als we weer mogen, zijn ze desondanks het bezoeken waard.
[themify_layout_part slug=leestips-amerika]
1.
Hot Springs National Park, Arkansas
De allerkleinste van het stel is Hot Springs National Park in Arkansas, op ongeveer een uurtje rijden van het wat suffe Little Rock. Hot Springs National Park draait, hóe verrassend, om hot springs. En ja – daar mag in worden gezwommen.
2.
American Samoa National Park
Amerikaans-Samoa is het meest zuidelijk gelegen nationale park van The States. In vergelijking met de miljoenen mensen die jaarlijks Great Smoky Mountains National Park aandoen, blijft dit park met een luttele 14.000 gasten per jaar behoorlijk achter. Zij die de tocht naar dit geïncorporeerde gebied wagen, stuiten op koraalriffen, regenwouden, vulkanen en hagelwitte stranden.
[themify_layout_part slug=”reistips-amerika”]
3.
Virgin Islands National Park
De Amerikaanse Maagdeneilanden hebben geen vulkanen of regenwouden. Wél vind je hier historische bezienswaardigheden die nog afstammen uit de tijd van Columbus. Goed, voor Europese begrippen zijn de Taíno Ruines niet heel oud. Ga dan maar naar een van de ruige stranden. Die hebben we hier niet.
4.
Congaree National Park, South Carolina
Een boottocht maken door Amerika’s meest drassige gebieden is écht niet alleen mogelijk in Florida’s Everglades. Nee, Congaree National Park kan er qua alligators ook wat van. Bezoek het park zoals een Amerikaan dat doet en huur een kano. Alleen dan ontdek je de mooiste plekken tussen de karakteristieke hardhoutbossen.
[themify_layout_part slug=”amerika-only-nieuwsbrief”]
5.
Pinnacles National Park, Californië
Pinnacles National Park is het jongere broertje van onder meer Death Valley en Yosemite National Park. ‘t Is wel een broertje waar de rest van de familie het niet graag over heeft. Heel veel toeristen laten de rotsformaties en dichte bossen links liggen. Toch zonde – helemaal omdat het zo dicht bij andere bekende bestemmingen in de buurt ligt.
