Maandag viert Amerika President’s Day – een feestdag die historisch gezien bruisend moet zijn, maar in werkelijkheid geldt als een extra dag vrij.
door Boy Tijbosch
President’s Day luistert van oorsprong naar een heel andere naam. De feestdag – gehouden ter ere van president Washington’s verjaardag – heette voorheen Washington’s Birthday. 22 februari verjaarde het eerste hoofd van de staat, wat gepaard ging met verschillende festiviteiten en volksfeesten. Vanaf de Burgeroorlog werden de festijnen gecombineerd met de geboortedag van een andere grote president, Abraham Lincoln. Sinds 1971 vallen beide feesten op één dag.
Ietwat tegen het zere been van conservatieve Amerikanen, denken veel inwoners allang al niet meer aan Washington of Lincoln op President’s Day. Voor hen geldt de feestdag als een verplichte vrije dag in een hectisch arbeidsleven. Bepaalde dorpen en steden organiseren nog wel evenementen, hoewel dit steeds meer beperkt blijft tot gebieden waar Washington een bijzondere rol van betekenis speelde. In Alexandria, Virginia – waar de voormalig president werkte – wordt een grote optocht gehouden, waar veel kostuums uit de tijd van de pelgrims zijn te bezichtigen. Mount Vernon, het voormalig huis van Washington en nu een museum, is de 18e gratis toegankelijk en houdt diverse ceremonieën.
Veel populairder op President’s Day zijn de uitgebreide mogelijkheden tot winkelen. Bekende merken halen klanten binnen met groots opgezette acties. Cosmeticagigant Sephora biedt klanten de mogelijkheid een reis naar Las Vegas te winnen. Kledingmerk Old Navy doet de kindercollectie tegenover een korting van veertig procent weg. En bij Crate & Barrel gaan matrassen voor aanzienlijk goedkoper de deur uit. Dergelijke kortingen zijn voor hedendaagse Amerikanen interessanter dan de nagedachtenis aan welke president dan ook.
